De rechterhand. De duim. De Kroon. Van Wie. Ieder mens zijn eigen kroon, in top de maan. De maan staat boven de kroon. Haar naam draagt faam. De kroon van de schepping. Door het opponeren van de duim is de mens in staat dingen heel precies vast te pakken. De duim kan bij het opponeren de vier vingers aantikken. De duim regeert. De maan dicteert: De pink de sleutel, de ringvinger hiervan weet ik het voorwerp niet te benoemen ( Wie help mij daar bij), de middel vinger de zon, de wijsvinger de ster van Salomo. Zij houden de vis op de vier schragen omgeven door vuur. Zonder dat de vis verbrand. De vis is blauw, de kleur van de kou. De maan is ook blauw, Zij zijn verbonden door de kleur met elkaar. De ringvinger met het voorwerp waar ik de naam niet van weet is blauwgrijs, deze ook verbonden met de vis en de maan. De 'gele' kleur komt in alle zes symbolen voor. Samen vormen zij weer de ster van Salomo, in het grote verband. In het kleine verband verwijst het naar de wijsvinger. Het raadsel blijft onopgelost. Prijs het in zijn naam. De hand.
Het gaat er niet om om het raadsel op te lossen. Het gaat er om het raadsel te vergroten. Buig je over het raadsel en het zal je de hand reiken. die je met de warmte van het inzicht zal verblijden. Ken je eigen hand. En het zal je leiden.
Let op de draaiing van de vingers ten opzichte van elkaar. De zon is de sleutel.
